[Doorslag]
DOORSLAG, z.n., m., des doorslags, of van den doorslag; meerv. doorslagen. Een werktuig, waarmede iets doorgeslagen wordt, bij de Timmerlieden gebruiklijk. Ook is doorslag zeker bekend werktuig, dat eenen doorgeslagenen bodem, of eenen bodem met gaten heeft, om water en andere vochtigheden daardoor van grovere ligchamen aftezonderen, anders ook vergiettest genoemd: visch op den doorslag zetten.