Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Doorgrieven] DOORGRIEVEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. door en grieven: ik doorgriefde, heb doorgriefd. Doorwonden: uwe smart doorgrieft mij - doorgrieft mij het hart. Vorige Volgende