Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Doordansen] DOORDANSEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. door en dansen: ik danste door, heb doorgedanst. Door veel dansen verslijten: hij heeft zijne schoenen doorgedanst. Ook aanhouden met dansen. Vorige Volgende