Dat is dik geschied. In Gelderland zegt men, voor dit dik, nog duk, in de gemeenzame verkeering. Ottfr., Willeram. en Notk. gebruiken thiko, diccho, thicco en dikke, voor meenigmaal. Het zweed. tikla beteekent hetzelfde. Densius werd, bij de oude Romeinen, ook in dezen zin gebezigd; en in de barbaarsche eeuwen had spissus dezelfde beteekenis, waarvan de Italianen hun spesso ontleend hebben. Zamenstellingen: dikachtig, dikbast, dikbeenig, dikbek, dikbekkig, dikbloedig, dikbuik, dikbuikig, dikheid, dikkerd, dikkoonig, dikkop, diklijvig, diklip, dikmaal, dikmaals, dikpens, dikvoetig, dikwerf, dikwijls, dikzak (dikpens).
Dik, hoogd. dick, angels. dicce, deen. tyck, zweed. tjock, eng. thick, ijsl. thicke. Het is met digt, dijen en dijgen verwant. Zie digt.