[Derhalve]
DERHALVE, voegwoord, welk een besluit, een gevolg van het voorgaande aanduidt, en uit der, voor dezer, en halve, zamengesteld is: ik heb zijne verlegenheid gezien, en derhalve moet ik besluiten, dat hij schuldig is. Ook wordt het achter andere woorden, of in het midden eener rede, geplaatst: laat ons elkander derhalve broederlijk liefhebben. Men bezigt ook dierhalve, deshalve, dieshalve, doch derhalve is meest in gebruik.