[Buffel]
BUFFEL, z.n., m., des buffels, of van den buffel, meerv. buffels. Zeker wild dier. Het manlijke geslacht wordt buffelos, en het vrouwlijke buffelkoe genoemd. Figuurlijk, een onbeschoft mensch, in den gemeenen spreektrant: hij is een regte buffel. Van hier buffelachtig, buffelachtigheid. Ook draagt een zeker grof en harig kleed (overrok) den naam van buffel, fr. bufle, dewijl hetzelve, eertijds, van buffelsvel gemaakt werd.
Buffel, hoogd. Buffel, eng. buffle, fr. bufle, ital. buffalo, spaan. bufano, deen. Byffel, lat. bubalus, gr. βουβαλος, is waarschijnlijk van een oud woord afkomstig, waarvan nog een spoor in het fr. boeuf, eng. beef, en lat. bos, bovis, voorhanden is.