de verkleumde slang in den boezem stooft. Hooft. Figuurlijk, dat gedeelte des ligchaams, welk daardoor bedekt wordt, de borst, en inzonderheid bij de Vrouwen: een schoone boezem, een volle boezem - ik rustte op haren boezem. In eene ruimere beteekenis, het hart: de liefde sloop in haren boezem. Ook wordt aan de zee een boezem toegeschreven, voor eenen inham: de boezem der zee, ook zeeboezem. Zamenstellingen zijn: boezemgreep, boezemvriend, boezemvriendin, boezemvriendschap. Bij Kil. boezemwees, (posthumus), een kind, dat, na zijns vaders dood, ter wereld komt.