[Boezel]
BOEZEL, z.n., m., des boezels, of van den boezel; meerv. boezels, wanneer van verscheidene soorten gesproken wordt. Zekere stof voor de kleederdragt: witte, ruwe boezel. Dewijl van deze stof, veelal, de schorteldoeken, die de vrouwen voor het lijf dragen, plegen gemaakt te worden, voeren dezelven, in de gemeenzame verkeering, ook den naam van boezels, ook boezelaar.