Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D
(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 423]
| |
Het haar aan het voorhoofd van een paard: ik greep hem bij zijne bles. Eene witte vlek aan het voorhoofd van een paard: hij heeft eene fraaije bles. Ook voor een paard, dat zulk eene vlek aan het voorhoofd heeft, in het manl. geslacht: hij rijdt met twee schoone blessen. Insgelijks wordt eene kale plek aan het hoofd van een mensch eene bles genoemd, en hij, die zulk eene kale plek aan het hoofd heeft, draagt den naam van bles: Ende so van de zijde sijns aangesichts het haar sijnes hoofts sal uijtgevallen zijn, hij is bles. Bybelvert. |
|