[Bigot]
BIGOT, bijv. naamw. en bijw. Bigotter, bigotst. Bijgeloovig. Volgends Wachter. is bigot van de uitroeping bij God! gevormd. Hij teekent aan, dat bij God (per Deum) eene uitdrukking is, in de eeden bij de Ouden gebruiklijk, waarvan zich ook Rollo, eerste Hertog der Normannen bediend heeft. Deze, weigerende, de voeten des franschen Konings te omhelzen, zegt men, dat hun, die er hem toe aanspoorden, geandwoord heeft: nese bi Got (zoo niet bij God). Ondertusschen bragt dit zeggen Rollo bij den Koning en de Hovelingen in verachting, zoodat men hem naderhand, als met tenen smaadnaam, bigot noemde. Menage oordeelt het fr. bigot van dit bi Got, bij God, afkomstig; doch anderen leiden het van het angels. bigan, d.i., eeren, dienen, af. Gemeenlijk wordt het woord bigot, bij ons, voor basterd gehouden.