[Beweeglijk]
BEWEEGLIJK, bijv. naamw. en bijw. Beweeglijker, beweeglijkst. Hetgeen dat zich laat bewegen, even als beweegbaar. Hetgeen dat anderen bewegen kan, roerend, treffend: eene beweeglijke rede - hij sprak zeer beweeg lijk. Van hier ook beweeglijkheid.