[Bereiken]
BEREIKEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en reiken: ik bereikte, heb bereikt. Met reiken bijkomen, ik kan de bovenste plank niet bereiken. Figuurlijk, aankomen, aanlanden: wij bereikten, des avonds, de stad - de haven. Hij heeft reeds twintig jaren bereikt, is twintig jaren oud. Uitvoeren, verkrijgen: zijn oogmerk bereiken. Van hier ook bereiking.