[Beraadslagen]
BERAADSLAGEN, onz. en wederkeer, w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en raadslagen: ik beraadslaagde, heb beraadslaagd. Onz., overleggen: over iets beraadslagen - zij beraadslaagden nog, of zij zich zouden overgeven. Wederk.: zich beraadslagen. Van hier ook beraadslaging.