[Beleiden]
BELEIDEN, bedr. w., gelijkvl. Van het onscheidb. voorz. be en leiden: ik beleidde, heb beleid, van het zelfst. naamw. beleid. Bestieren: want een, die zijn bedrijf met eeren wil beleyden. Cats. Die 't al kan stieren en beleiden. Vond. Van hier ook beleider, beleidster.