[Bedelofte]
BEDELOFTE, z.n., vr., der, of van de bedelofte; meerv. bedeloften. Een door Hooft, Vondel en anderen gebezigd, doch naderhand bijna geheel in onbruik geraakt woord, waarvoor wij thands gelofte zeggen: schoon bedelofte, zegt Huydecop., de zaak kragtiger uitdrukt; naamlijk, zulk eene belofte, welke men den Goden biddende doet, en waartoe men zich verbindt, indien men de weldaad, waarom men bidt, erlangt: ik betaale God jupijn mijn bedeloften. Vond.