[Baloorig]
BALOORIG, bijv. n., balooriger, baloorigst. Eigenlijk, afgemat door veel te hooren, verdoofd door eenig geraas, zoo dat men niet meer onderscheidenlijk hooren kan: iemand baloorig maken. Van het verouderde bal, d.i. kwaad, en oorig, van oor. Zie ig. Van hier ook baloorígheid.