[Bal]
BAL, z.n., o., des bals, of van het bal; meerv. bals. Eene verzameling van dansers en danseressen. Een bal geven, op eigene kosten aanrigten. Naar het bal gaan. Het bal openen, den eersten dans doen.
Wij hebben dit woord van de Italianen en Franschen ontleend, die hun ballo en bal van het gr. βαλλιζειν, dansen, hebben. Meyer telt het onder de basterdwoorden, en verklaart het door huppelspel.