[Azijn]
AZIJN, (ook edik) z.n., m., des azijns, of van den azijn; meerv. azijnen, wanneer van verscheidene soorten gesproken wordt. Azijn maken. Zoo zuur als azijn. Bierazijn, wijnazijn, kunstazijn enz. Iets in azijn leggen.
Bij Otfrid., Notker. en Tatian. ezzich, angels. ecet, goth. akeit, pool. ocet, hong. eczete, hoogd. Essig, ijsl. edik, deen. Adikke, zweed. aettika, ital. aceto, lat. acetum, gr. ὀξος.