Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Avondgebed] AVONDGEBED, z.n., o., des avondgebeds, of van het avondgebed; meerv. avondgebeden. Van avond en gebed. Het gebed, waarin men, des avonds, voor den slaap, de bescherming der Voorzienigheid afsmeekt. Vorige Volgende