Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Ast] AST, veroud. z.n., bij Kil. ook est, goth. asts, alem. ast, est, gr. ὀζος, een afgehouwen tak, ook een knoest, of kwast, van eenen boom. Vorige Volgende