[Angstvallig]
ANGSTVALLIG, bijv. naamw., angstvalliger, angstvalligst. Vreesachtig, bekommerd: een angstvallig mensch, iemand, die, bij alle dingen, ongegrondde vrees en bekommering voedt. Akelig: angstvallige gedachten. Men vindt dit woord ook bij voorwerpen gebruikt, die geschikt zijn, om angst te verwekken: om niet te duchten in d'angstvallige woestijnen. N. Versteeg. Van hier ook angstvalligheid, angstvalliglijk.