[Alsnu]
ALSNU, bijw. van tijd. Van als en nu. Thands, tegengenwoordig: hij is lang ziek geweest, doch alsnu geniet hij eene volkomene gezondheid. Oulings werd alsnu, alsnu, voor nu eens, dan eens, gebezigd: al ist dat hi alsnu spreect van den rijc van iuda eñ alsnu van den ryc van israhel. Bijb. 1477. Het enkelvoudige nu is meest in gegebruik.