[Allerhoogst]
ALLERHOOGST, bijv. naamw., zijnde de overtreffende trap van hoog, hooger, met het voorvoegsel aller. Het wordt van God gebruikt, om deszelfs verhevenheid boven al wat bestaat, uittedrukken: de allerhoogste God. Insgelijks als een zelfst. naamwoord: de Allerhoogste geleide u! Zie al, aller.