Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 148] [p. 148] [Aflating] AFLATING, z.n., vr., der, of van de aflating; het meerv. is niet in gebruik. Van aflaten. Zie ing. Vorige Volgende