Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Afkerver] AFKERVER, z.n., m., des afkervers, of van den [pagina 140] [p. 140] afkerver; meerv. afkervers. Van afkerven. Zie er. Vorige Volgende