Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Aderachtig] ADERACHTIG, bijv. naamw., aderachtiger, aderachtigst. Dit bijv. naamw. wordt, doorgaands, voor aderrijk, vol van aderen, gebezigd; doch dit denkbeeld wordt, naar mijn inzien, veel beter door het woord aderig uitgedrukt. Vorige Volgende