Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Aarzelmaand] AARZELMAAND, (verouderd) z.n., v., der, of van de aarzelmaand. De maand october, oudtijds dus genoemd, omdat het jaar dan merklijk teruggaat. Vorige Volgende