[Aartsbisdom]
AARTSBISDOM, z.n., o., des aartsbisdoms, of van het aartsbisdom; meerv. aartsbisdommen. Van aarts en bisdom, voor bisschopdom. Het geestlijke en wereldlijke gebied eens aartsbisschops. Dit woord is onz., volgends den regel, dat woorden, in dom uitgaande, en eene gemeenschap, een ambt, bestier, of gezelschap van personen aanduidende, tot het onzijd. geslacht behooren.