[Aardbezie]
AARDBEZIE, z. n, v., der, of van de aardbezie; meerv. aardbezien. Van aarde, en bezie. Roode en witte aardbezien. De vrucht eener laag bij de aarde groeijende plant. In den gemeenzamen omgang zegt men, gewoonlijk, aardbei, aardbeijen - in Zeeland freinja.