Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Aardbeving] AARDBEVING, z.n., v., der, of van de aardbeving; meerv. aardbevingen. Van aarde, en beving, van beven. Het beven der aarde. Bij Otfridus erdbiba, bij Notkerus erdbiboth. Vorige Volgende