Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] [Aanwezend] AANWEZEND, deelw. Van aanwezen. Voor bestaande, tegenwoordig zijnde: toen dat gebeurde, was ik nog niet aanwezend - alle de aanwezenden hebben het gehoord. Vorige Volgende