[Aanschrijven]
AANSCHRIJVEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. aan, en schrijven: ik schreef aan, heb aangeschreven. Schriftlijk opteekenen: iets aanschrijven - iemand iets aanschrijven, het op zijne rekening stellen. Schriftlijk bevel geven: de Generaal had hem aangeschreven, dat enz.