[Aanraden]
AANRADEN, bedr. w., ongelijkvl. Van het scheidb. voorz. aan, dat den zin versterkt, en raden: ik ried aan, heb aangeraden. Door goeden raad tot iets trachten te bewegen: den vrede aanraden - ik heb het, op zijn aanraden, gedaan - men heeft mij dezen koop niet aangeraden.