[Aanknoopen]
AANKNOOPEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. aan, en knoopen: ik knoopte aan, heb aangeknoopt. Door middel van eenen knoop aan iets vastmaken. Den eenen draad aan den anderen knoopen. Figuurlijk: zijne reden goed aan elkander knoopen, verbinden.