[Aanfluiting]
AANFLUITING, z.n., v., der, of van de aanfluiting; het meerv. is niet in gebruik. Van aanfluiten, waarvoor thands uitfluiten. Aanfluiting wordt in den zin van schimp en verachting gebezigd: zij zijn tot eene aanfluiting hunner vijanden gesteld, enz. Het fluiten der aanschouweren, in den schouwburg, is nog eene soort van beschimping omtrent slechte tooneelspelers: zij werden deerlijk uitgefloten. Zie ing.