[Aanerven]
AANERVEN, bedr. w., gelijkvl. Ik erfde aan, heb aangeerfd. Van het scheidb. voorz. aan en erven. Eigenlijk erflijk ontvangen: hij heeft groote rijkdommen aangeerfd. Ook figuurlijk, voor bij, of met de geboorte ontvangen: de losbandigheid der ouderen veroorzaakt dikwijls, dat de kinderen ziekten en gebreken aanerven.