Nederduitsch taalkundig woordenboek. A. B, C, D(1799-1801)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Aalmoezenier] AALMOEZENIER, z.n., m., des aalmoezeniers, of van den aalmoezenier; meerv. aalmoezeniers. Iemand, die aalmoezen uitdeelt. In het latijn: eleemosynarius. Vorige Volgende