[Aal]
AAL, een voorzetsel, dat alleenlijk in zamenstelling gebruikt wordt, en de beteekenis der woorden, voor welken het geplaatst is, sterker maakt, als aaloud, dat is zeer oud. Thands schrijft men, meest, al: alhier, aldaar, aldus, alreeds, aleer, algeheel, algemeen, almagtig enz.
In eene gelijke beteekenis wordt het bij eigennamen gebezigd; b.v. van het oude brecht, (helder) komt Aalbrecht, of albrecht. (zeer helder.)