Grootmoeder riep uit den salon:
‘Frida, kind, hoe denk je erover?’
‘Goed, grootmoeder, ik kom!’
En Frida wilde al, hoog verblijd en verlucht, op gaan stappen. Doch, Willy hield haar terug.
‘Wacht nog even! dat die twee bedaard zijn!’ sprak ze. ‘Anders moeten we tekst en uitleg geven, waarom of we gekibbeld hebben, en dat gaat Ma en Grootma volstrekt niet aan.’
Zoo bleef Frida nog even zitten, al was het dan op heete kolen.
Het was maar goed, dat de salon al vrij duister was, toen de meisjes er weer binnentraden, anders hadden de vier verhitte gezichten meer verteld dan haar lief was.
‘Vanavond kom ik met Oom Grootmoeder opzoeken,’ beloofde tante. ‘En je komt zeker wel eens gauw terug bij de nichtjes?’
‘Dat zal wel,’ antwoordde grootmoeder voor haar. Toen had het afscheid plaats en de arme grootmoeder zag tot haar verdriet, dat het zoo heel stijf en koeltjes ging tusschen de meisjes. O, dat hadden bepaald Truus en Hans op hun geweten! Toch eigenlijk niets aardig van hen, om Frida zoo vooruit te bewerken!
‘Vindt je ze niet aardig?’ vroeg Grootmoeder buiten.
‘Neen, Grootmoeder, heusch niet!’ sprak Frida zacht, maar beslist.
Toen zuchtte Grootmoeder weer, doch zei verder maar niets en zoo werd dus de vurige wensch der Adriaanschen vervuld; mama noch grootmama vernamen iets van de scène in de serre.