zekeren dag in 't begin van April, nadat Max haar den mantel had afgenomen, die geheel besneeuwd was: ‘dat houd ik zoo niet uit. Dat is de derde Woensdagmiddag nu al, dat we hier om de kachel zitten en 't te veel hondenweer is, om uit te gaan.’ Ze schudde de sneeuwvlokken uit haar haren en droogde haar gezicht en haar handen af, rood van het sneeuwwater.
‘Hoort eens, ik ga 't mooie weer tarten. Aanstaanden Vrijdag, 14 April liefst, is 't Goede Vrijdag, een uitstekende dag om Lente te vieren, weer of geen weer. Als 't voorjaar ziet, dat we er buiten kunnen, zal 't uit zichzelf nederig komen. Wie gaat er mee, Goeden Vrijdag lente vieren in Dekkersduin?’
‘Ik! ik, ik!’ De geheele Club, plat op den grond rond de kachel gezeten, gaf luidruchtig teekenen van instemming. Buiten kletterde opeens de hagel tegen de ruiten en deed ze rammelen, alsof 't weer protest aanteekende tegen het plan der kinderen.
‘Laten we beloven: Weer of geen weer, wij komen!’ stelde Max voor.
‘Weer of geen weer, wij komen!’ klonk 't plechtig uit acht monden.
‘Ja maar,’ bracht Mevrouwtje hiertegen in, ‘als 't geen weer is, geef ik Eddy niet mee.’
‘Brunet mag dan toch ook niet,’ zei Pius, 't geen wel een ‘Hè’ uitlokte van de kleintjes, maar dat hielp niets.
De Club kroop op een hoopje om af te spreken.
‘Laten we naar Kijkduin gaan, over de zeesluis, door de duinen heen, langs 't strand terug,’ aldus luidde Pius' plan.
Met algemeene stemmen werd dit voorstel aangenomen.
‘Dan houd ik Eddy in alle geval hier,’ zei Mevrouw Verhoeven. ‘Dat is veel te ver. Wees maar stil, Ed, Brunetje mag dan den heelen dag bij je komen, zijn moeder zal 't ook wel te ver vinden.’
‘Verzamelen op 't Prins-Hendrikplein,’ was de afspraak. ‘Om negen uur. Ieder brengt proviand mee en vooral iets verfrisschends, want we vieren lente en weten dus van geen kou.’