Hannie had naast 't hoofdeind post gevat, met een uitdrukking op het gezicht, alsof hij vandaar niet meer wilde wijken. Zijn eene hand rustte in die van Jo en zijn andere klemde Wanda's rok vast, als vreesde hij, dat ze zou wegloopen. Daar was echter voorloopig geen kans op, want ze stond achter de rustbank met de armen op de rugleuning en keek naar Jo met een plechtige uitdrukking op haar gelaat, alsof ze zooeven een gelofte had afgelegd.
Jo sloeg de oogen tot haar op. ‘Hé Wanda, waar denk je aan?’
‘Aan mijn eenig talent,’ zei Wanda glimlachend.
‘O, o! Ga je mij daarvan laten profiteeren?’ vroeg Jo verrukt. ‘Je bent toch een engel! Is 't niet zoo, mama?’
Mevrouwtje knikte toestemmend met een vriendelijken lach. Wanda's ‘eenig talent’, aldus door haar onderwijzeres gedoopt, was het talent om voor te lezen.
Ze had er weleens om getreurd, dat zij geen ander bezat. Maar nu opeens, nu ze Jo's blij gelaat zag, had ze 't voor geen ander, hoe groot, hoe schitterend, willen ruilen.
‘O Wanda, dat 's heerlijk! Want ik word nog zoo gauw moe van de letters aankijken en van 't boek ophouden - ik heb het al wel geprobeerd, maar binnen 't halfuur is 't gedaan.’
‘Weet je wat?’ zei Wanda, ‘Zaterdagmiddag zal ik boeken meebrengen, dan gaat de pret beginnen.’
‘Hè -’ een toon van teleurstelling ontsnapte aan de kleinere kinderen. Max had gezwegen en Pius natuurlijk ook; 't was vast het eerste offer, dat ze Jo brachten, Wanda aan hem af te staan gedurende de vrije middagen.
Jo begreep dat verdrietige ‘Hè?’ ‘Geen kwestie van,’ zei hij beslist. ‘De Boschjes-club gaat gewoon zijn gang. Wat dacht je nou, dat ik je hier elken Woensdag- en Zaterdagmiddag gevangen wou houden? Dan werd je ook ziek. Neen, als 't eens regent, of 's avonds misschien eens -’
‘Ik weet wat,’ stelde Mevrouwtje voor, ‘Wanda moest aan haar moeder vragen, of ze Woensdag en Zaterdag bij ons mag blijven tot 's avonds. Dan neemt Pius Brunetje