verrukkelijk; ik geloof, dat jullie een heelen tuin geplunderd hebben. Dank je wel!’
Mevrouwtje had stoelen voor hen klaar gezet en nu zetten ze zich allen om 't bed in een gezellig kringetje.
‘Hè,’ zei Jo, met een zucht van genot. ‘Daar zijn jullie dan toch eindelijk! Ik dacht, dat je nooit zou komen, heusch waar! In hoelang heb ik jullie wel niet gezien? Laat kijken, op 't eind van April - kwam ik hier. Dat's Mei, Juni. Nu is 't half Juli. - Dat's bijna drie maanden! Vertel me nu eens van de Boschjes-club.’
‘'t Woord is aan de Commandante,’ zei Max en wees op Wanda.
‘Ja, jij schijnt mijn dienst zoolang waargenomen te hebben; dat raadde ik al uit de brieven van de jongens. Wil je nu maar de Commandante blijven? Ik zal voortaan wel onder jouw bevelen moeten staan, nietwaar, Mama?’
Eventjes keken de donkere oogen met een droevigen blik naar Mevrouw Verhoeven op.
‘Wanda, de Commandante, zal heel blij zijn, als haar liefste soldaat weer in 't leger terugkeert,’ zei Mevrouw Verhoeven ontwijkend. Toen volgde ze, om de gedachten der kinderen, die alle drie dien blik begrepen hadden, af te leiden: ‘Maar 't is de vraag, hoelang Wanda nog de Commandante wil zijn. Ze zal wel gauw een heele dame worden en dan wil ze niet meer.’
‘Hè, Mevrouwtje, dat weet u wel beter!’ riep Wanda verwijtend uit. ‘Ik blijf zoolang ik kan in de Club.’
‘Verbeeld je, Jo,’ plaagde Max. ‘Laatst kwam ik haar tegen in de stad, en deftig dat ze was!’
‘Nu ja,’ verdedigde Wanda zich, ‘dat was mijn lescostuum. Op les ben ik ook al een heel mensch. Natuurlijk, over twee jaar al onderwijzeres!’
Inwendig lachte ze om het verschil, dat er langzamerhand begon te komen tusschen Wanda, Woensdag- en Zaterdagmiddag of Zondags in de duinen en Wanda, de overige tijden van de week.
‘Over twee jaar!’ zei Jo peinzend. ‘En dan naar Indië, is 't niet, Wanda?’
‘Dan naar Indië,’ knikte Wanda moedig.
‘Und mit der Boschjes-club ist es dan aus!’ fantaseerde