Ik heb het land aan je secretaris. Ik ben er van overtuigd, dat een man, die Elmer H. Griggs heet, vervelend moot zijn. Maar werkelijk, lieveling, ik geloof in ernst dat ik naar Boston moet gaan. Ik kan hier niet langer blijven. Als er niet gauw iets gebeurt, zal ik me uit pure wanhoop nog gaan verdrinken.
Lieve deugd, wat is het warm! Het gras is heelemaal verschroeid en de beekjes zijn uitgedroogd, de wegen stoffig! Het heeft weken en weken lang niet geregend.
Deze brief klinkt heusch, alsof ik de hydrophobia had, maar dat is toch niet zoo. Ik verlang alleen maar naar familie, naar iemand die van me houdt.
Nacht, mijn lieve Vadertje. Ik wou, dat ik je kende.
Judy.