Vadertje Langbeen
(ca. 1920)–Jean Webster– Auteursrecht onbekend
[pagina 122]
| |
opgevolgd, moot je je secretaris zeggen, dat hij geen twee weken met het antwoord moet wachten. Zooals je ziet, zit ik nu hier en dat al vijf heele dagen. Het bosch is heerlijk en het kamp en het weer ook en de McBrides zijn schatten en de heele wereld is lief en goed. O, ik ben zoo gelukkig! Daar roept Jimmie me al om te gaan roeien. Dag! Het spijt me dat ik je niet heb gehoorzaamd, maar waarom verzet je je er toch met alle geweld tegen, dat ik ook eens een beetje pleizier heb? Nu ik zoo'n heelen, langen zomer heb gezwoegd, verdien ik toch daze twee heerlijke weken. Je kunt niet zien, dat de zon in het water schijnt. Mijnheer Smith! Toch hou ik van je, Vadertje, ondanks al je fouten.
Judy. |
|