26 September.
Lieve Vadertje Langbeen,
Eindelijk zit ik weer op College en wel als Junior! (derde jaars studente). Onze werkkamer is nog mooier dan het vorig jaar. Hij ligt op het Zuiden en heeft twee openslaande ramen. En o, hij is zoo prachtig gemeubeld. Julia kwam hier twee dagen vóór ons aan. Haar vader gaf haar onbeperkt crediet en je hebt geen idee, wat ze in die twee dagen al niet voor de kamer heeft gekocht.
We hebben nieuw behang en Oostersche kleedjes en mahoniehouten stoelen, - echte, geen geschilderde, wat we verleden jaar toch al zoo mooi vonden. Het is heel mooi, maar toch heb ik altijd het gevoel alsof het niet werkelijk van ons hoort. En ik ben altijd bang, dat ik ergens op een in het oog loopende plaats een inktmop zal maken.
O ja, ik vond ook je brief, - o pardon, den brief van je secretaris - bij mijn komst hier voor me gereed liggen.
Zeg, wees zoo goed en geef me een grondige reden op, waarom je nu wil, dat ik voor het scholarship zal bedanken. Ik begrijp heelemaal niet, waarom je dat van me vraagt, maar in elk geval helpt het je nu toch niets meer dat je er bezwaren tegen maakt, want ik heb het al aangenomen en ik ben ook niet van plan nu nog van gedachten te veranderen. Dat klinkt wel wat brutaal, hè Vadertje, maar ik meen het niet zoo erg.
Het schijnt dat je mijn heele opleiding zelf wilt bekostigen nu je er eenmaal ook mee begonnen bent. blaar bekijk het zaakje nu eens van mijn standpunt. Ik heb toch alles door jou gekregen, ook al betaal je niet tot het laatste toe alles voor me, want ik had nooit het scholarship gekregen als jij me niet hierheen had gestuurd. Het eenige verschil is, dat ik nu niet zoo heel veel schuld aan je heb. Ik weet wel, dat je het geld niet terug wilt hebben, maar ik wil het Loch voor mijn eigen gevoel terugbetalen en ik zal het doen ook, zoodra ik maar eventjes kan. En door dat scholarship wordt nu alles zooveel makkelijker. Ik dacht dat ik de heele rest van mijn leven noodig had om mijn