Is er iemand in de wereld, dien ik minder ken dan jou? Ik zou je niet eens herkennen als ik je op straat tegenkwam. Zie je, als jij nou een redelijk, verstandig mensch was geweest en lieve vaderlijke brieven aan je Judy had geschreven en zoo of en toe was overgekomen en haar een stevige hand had gegeven en haar gezegd had, dat je zoo blij was, dat ze zoo haar best deed en dat je van haar hield - ja zie je, dan was ik misschien op je ouden dag niet zoo weerspannig geweest, maar ik had je je wenschen van je oogen afgelezen als een gehoorzaam dochtertje - waarvoor ik toch eigenlijk ook in de wieg gelegd ben.
Vreemden... Die is werkelijk goed! Je woont in een glazen huis, Mijnheer Smith!
En daarbij is het heelemaal geen gunst. Het is zoo iets als een prijs en ik heb hem door hard werken gewonnen. Als niemand goed genoeg in Engelsch was geweest, zou het Comité het scholarship niet hebben uitgereikt. Een paar jaar geleden hebben ze het ook niet gedaan. Dus - maar och, wat geeft het je, met een man te redeneeren. Je behoort nu eenmaal tot een sekse, die geen begrip van logica heeft, Mijnheer Smith! Er zijn twee methodes, om een man iets aan het verstand te brengen: je moet hem vleien, of je moet hem flink de waarheid zeggen. Ik houd er niet van met vleien mijn zin te krijgen, daarom moet ik het je dus maar even flink zeggen:
Mijnheer, ik denk er niet aan, om het scholarship te weigeren en als je er nu nog meer over spreekt, wil ik je zakgeld ook niet meer aannemen, maar zal ik mezelf zwak en zenuwachtig moeten maken door lessen te geven aan domme groentjes.
Dit is mijn laatste woord.
En luister eens. Ik heb er nog verder over nagedacht. Jij bent bang, dat ik iemand anders benadeel, wanneer ik het scholarship aanneem, zoodat een arm meisje nu misschien niet kan studeeren. Maar dan kan je toch het geld, dat je voor mij had willen uitgeven, gebruiken voor de opleiding van een ander meisje van het John Grier