nooit zeggen wanneer je hem zag. Op het eerste gezicht is hij een echte Pendleton, maar dat is hij juist héélemaal niet. Hij is zoo eenvoudig en natuurlijk en lief, als een man maar zijn kan. Het is misschien wel gek om het karakter van een man zóó te beschrijven, maar het is nu eenmaal zoo en niet anders. Hij gaat verbazend leuk met de boeren hier om. In het begin waren ze nogal stug en achterdochtig en beweerden ze, dat ze niks niemandal om zijn fijne kleeren gaven. En die zijn juist nogal typisch. Hij draagt kuitbroeken en een fluweelen jacket en daaronder een wit flanellen overhemd of een rijcostuum met een pofbroek. Wanneer hij in een nieuw pak beneden komt, draait Juffrouw Semple als een pauw om hem heen en bekijkt hem van alle kanten en vermaant hem, toch vooral voorzichtig te zijn en niet overal te gaan zitten. Ze is doodsbang, dat hij zijn goed stoffig zal maken. Het hangt hem natuurlijk vreeselijk de keel uit en hij zegt altijd maar:
‘Kom Lizzy, ga nu weg. Je hebt nog zooveel te doen. Je kunt toch niet langer den baas over me spelen. Ik ben nu volwassen!’
Het is eenig leuk als je denkt, dat die groote, breedgeschouderde man met zijn lange armen en beenen (haast niet zoo lang als die van jou, zeg, Vadertje Langbeen) ooit op Juffrouw Semple's schoot heeft gezeten en door haar is afgewasschen. Maar hij beweert, dat ze eens slank en gespierd en vlug is geweest en harder kon loopen dan hij nu.
O, we hebben zooveel avonturen beleefd! We hebben