Vadertje Langbeen
(ca. 1920)–Jean Webster– Auteursrecht onbekend
[pagina 91]
| |
schrijven. We hebben elken dag één keer buslichting - om 12 uur. Die dagelijksche brievenuitdeeling heeft heel wat voor de boeren te beteekenen, want onze brievenbesteller deelt niet alleen de post uit, maar hij doet ook boodschappen naar de stad voor 12 1/2 cent per boodschap. Gisteren bracht hij schoenveters voor me mee, en een groote pot coldcream (mijn heele gezicht vervelt, ik heb mijn nieuwe hoed iets te laat gekocht) en een blauwe stropdas en een potje schoensmeer. Alles voor 25 cent, maar dat was een buitengewone reductie, omdat ik hem zooveel tegelijk opgaf. Hij vertelt ons ook wat er buiten in de groote wereld voorvalt. Sommige menschen hier zijn op een krant geabonneerd en hij leest ze terwijl hij ze rondbrengt en vertelt de nieuwtjes weer aan de anderen, die er geen krant op nahouden. Dus als er nu een oorlog tusschen de Vereenigde Staten en Japan uitbreekt of de President wordt vermoord of Rockefeller vermaakt een millioen aan het John Grier Home, behoef je het me heusch niet te schrijven. Ik hoor het toch in elk geval. Nog altijd geen levensteeken van Jongeheer Jervie. Maar je moest eens zien hoe kraakhelder het huis er uitziet en hoe angstvallig we onze voeten vegen vóór we naar binnen gaan. Ik hoop, dat hij maar gauw komt. Ik verlang er zoo naar, weer eens met iemand te spreken. Om je de waarheid te zeggen, Juffrouw Semple wordt op den duur wel wat vervelend. Wanneer ze eenmaal aan het babbelen is, kan niets haar woordenvloed stuiten en het blijft babbelen, niet spreken. Het is grappig met de menschen hier. Hun wereld bestaat alleen maar uit den heuvel, waarop ze zich toevallig bevinden. Ze zijn heelemaal niet voor algemeene gesprekken. Je begrijpt wel, wat ik meen. Het is precies als in het John Grier Home. Die ideeën daar bleven ook heelemaal binnen het ijzeren hek bepaald, maar toen merkte ik het zoo niet, omdat ik nog jong was en den heelen dag zoo vreeselijk hard moest werken. Tusschen twee haakjes; weet je wel, dat ik alle bedden op Kamer | |
[pagina 92]
| |
F. moest opmaken, en mijn pleegkinderen wasschen en dan naar school gaan en dan, als ik thuiskwam, weer hun gezichten moest wasschen en hun kousen stoppen en Freddie Perkin's broeken ook. (Die scheurde hij elken dag weer opnieuw stuk). En daar tusschendoor moest ik mijn schoolwerk maken. Wanneer ik dan naar bed ging, was ik niet tot het besef gekomen, dat er een geestelijke leegte in onze gesprekken was. Maar nu, nadat ik twee jaar het gezellige universiteitsleven heb meegemaakt, mis ik dat vreeselijk en ik zal dolblij zijn, als er iemand hier komt, met wien ik eindelijk weer eens spreken kan. Nu geloof ik heusch, dat ik klaar ben. Er is geen ander nieuws om je te vertellen. Een volgenden keer zal ik probeeren je een langeren brief te schrijven. Je Judy.
P.S. De sla staat dit jaar heelemaal niet mooi. We hebben in Juli en Augustus te weinig regen gehad. |
|