De menschen die in de stad blijven, terwijl ze hier buiten konden wonen, zijn toch eigenlijk gek.
Mijn dagelijksche taak is, de eieren op te sporen. Ik viel gisteren van een balk in de schuur, toen ik pobeerde naar een nest te kruipen, dat de zwarte hen had gestolen. En toen ik met een gekneusde knie in huis kwam, heeft juffrouw Semple er een verband met zalf om heen gedaan, en weet je, wat ze zei:
‘Ach lieve deugd, het lijkt wel gisteren, dat Jongeheer Jervie van dienzelfden balk viel en ook zijn rechterknie bezeerde!’ Aardige oude vrouw, hé?
De omstreken zijn hier prachtig. Er is een vallei en een rivier en heel veel begroeide heuvels en heelemaal in de verte verrijst een éénig mooie berg. Ik zou die graag eens willen beklimmen.
Twee keen in de week karnen we, en de room bewaren we in de steenen schuur. Sommige boeren hier hebben een speciale separator voor het karnen, maar wij houden niet van die nieuwe ideeën. Het is misschien wel wat omslachtiger zooals wij het doen maar de boter is zooveel te beter. Wij hebben zes kalveren.
1. Sylvia. Omdat ze in het bosch geboren is. 2. Lesbia. Naar de Lesbia, in Catullus. 3. Sallie. 4. Julia-a. Een gek, niet te beschrijven dier. 5. Judy. Naar mij. 6. Vadertje Langbeen. Je bent er niet boos om, wel lieveling? Het is een volbloed Jersey en hij ziet er heel lief uit. Kijk maar hierboven.