onderhoud te maken, al moet hij onbeleefd worden.
‘Baron’, valt hij den ander bruusk in de rede, ‘het spijt me geweldig, maar ik moet...’
Op dit oogenblik weerklinken in de gang vlugge voetstappen en Hermans, die niet weet, dat zijn bezoeker de buitendeur heeft opengelaten, kijkt scherp naar de deur, terwijl een harde trek op zijn gezicht verschijnt.
De deur wordt opengegooid, op den drempel staat hoofdinspecteur Hart met een revolver in de hand.
De ‘baron’ ziet den triomfantelijken glans in zijn oogen en weet, dat Hart geslaagd is.
‘Mijnheer Hermans‘, zegt de hoofdinspecteur ernstig, ‘ik arresteer U wegens...’
Bliksemsnel heeft Hermans zijn hand uitgestoken en op een knop op zijn bureau gedrukt.
Een donderend geraas volgt en de kamer is in volslagen duisternis gehuld.
Onmiddellijk daarop volgt het geluid van een dichtslaande deur en als de hoofdinspecteur den schakelaar van het licht heeft gevonden en omgedraaid, is Hermans verdwenen.
‘Daar!’ roept Hart woedend en wijst op een deur, die zich aan de linker zijde van het kantoor bevindt. Hij snelt er heen,... op slot! Twee schoten uit zijn revolver en de deur is open. Een lange, donkere gang. Hij rent naar binnen, struikelt over iets en slaat voorover.
Net wil hij weer overeind krabbelen, als hij door een lichaam van ongeveer tweehonderd pond opnieuw wordt gevloerd.
Inspecteur Mander is hem vol vuur achterna ge-